Select Page

Behandeling carpaal tunnelsyndroom

Print Friendly, PDF & Email

Diagnose van het carpaal tunnelsyndroom

Uw arts zal u vragen naar uw klachten en uw hand en arm onderzoeken. Vaak is dit genoeg om de diagnose carpaal tunnelsyndroom te stellen. Soms is meer onderzoek nodig. Bijvoorbeeld:

  • Een EMG (elektromyogram). Er worden dan elektroden op uw hand geplakt. De elektroden geven kleine schokjes. Die kunnen vervelend of pijnlijk zijn, maar zijn niet schadelijk. Zo onderzoekt men hoe snel uw zenuw signalen doorgeeft. Bij het carpaal tunnelsyndroom gaat dat langzamer dan normaal.
  • Een echo. Op een echo kan de arts zien of uw zenuw verdikt is.
  • Een röntgenfoto. Op een röntgenfoto is te zien of het bot het carpaal tunnelsyndroom veroorzaakt.

Behandeling van het carpaal tunnelsyndroom

Als u het carpaal tunnelsyndroom heeft zijn er verschillende mogelijkheden: afwachten, een spalk, een prik of een operatie. Samen met uw arts beslist u wat in uw geval de beste keuze is.

Afwachten

Bij 1 tot 2 op de 4 mensen met carpaal tunnelsyndroom worden de klachten vanzelf minder binnen 1 jaar. Afwachten kan een goede keuze zijn als:

  • de klachten niet te erg zijn,
  • u nog niet zo lang klachten heeft,
  • de klachten mogelijk een tijdelijke oorzaak hebben, bijvoorbeeld als u zwanger bent.

Spalk

U kunt ook kiezen voor een spalk. Met een spalk geeft u uw pols rust. U draagt de spalk in de nacht en als uw activiteiten doet die klachten veroorzaken. Binnen 4 tot 6 weken moeten de klachten minder worden. Als uw klachten niet minder worden binnen 6 weken heeft het geen zin de spalk te blijven dragen. Een spalk kan een goede keuze zijn als u:

  • vooral in de nacht klachten hebt,
  • niet wil afwachten,
  • als afwachten niet geholpen heeft,
  • of als uw klachten steeds erger worden.

Prik

U kunt ook kiezen voor een prik met een ontstekingsremmend medicijn (corticosteroïd). Dat kan een goede keuze zijn als:

  • u niet te veel pijn heeft,
  • of als u veel pijn heeft maar geen operatie wil.

Operatie

Een operatie is ook een mogelijkheid. Tijdens de operatie wordt meer ruimte gemaakt voor de zenuw. Dit doet de arts door het bindweefsel (het dak van de carpale tunnel) door te snijden. Dit kan een goede keuze zijn als u:

  • veel klachten heeft,
  • door de klachten niet goed meer kunt functioneren,
  • maar ook als uw klachten minder ernstig zijn kan een operatie helpen.

Op onze pagina ‘ervaringen’ vindt u een keuzehulp en een keuzekaart die u kunnen helpen bij het kiezen van een behandeling.

Hoe gaat het verder met het carpaal tunnelsyndroom?

Bij ongeveer de helft van de mensen worden de klachten minder na afwachten, een spalk of een prik. Er is wel een grote kans dat de klachten later terugkomen.

Een half jaar na de operatie hebben 7 tot 9 van de 10 mensen blijvend minder klachten. Soms, bij 5 op de 100 mensen, komen de klachten terug. Een nieuwe operatie kan dan helpen.

Behandeling carpaal tunnelsyndroom

Print Friendly, PDF & Email

Diagnose van het carpaal tunnelsyndroom

Uw arts zal u vragen naar uw klachten en uw hand en arm onderzoeken. Vaak is dit genoeg om de diagnose carpaal tunnelsyndroom te stellen. Soms is meer onderzoek nodig. Bijvoorbeeld:

  • Een EMG (elektromyogram). Er worden dan elektroden op uw hand geplakt. De elektroden geven kleine schokjes. Die kunnen vervelend of pijnlijk zijn, maar zijn niet schadelijk. Zo onderzoekt men hoe snel uw zenuw signalen doorgeeft. Bij het carpaal tunnelsyndroom gaat dat langzamer dan normaal.
  • Een echo. Op een echo kan de arts zien of uw zenuw verdikt is.
  • Een röntgenfoto. Op een röntgenfoto is te zien of het bot het carpaal tunnelsyndroom veroorzaakt.

Behandeling van het carpaal tunnelsyndroom

Als u het carpaal tunnelsyndroom heeft zijn er verschillende mogelijkheden: afwachten, een spalk, een prik of een operatie. Samen met uw arts beslist u wat in uw geval de beste keuze is.

Afwachten

Bij 1 tot 2 op de 4 mensen met carpaal tunnelsyndroom worden de klachten vanzelf minder binnen 1 jaar. Afwachten kan een goede keuze zijn als:

  • de klachten niet te erg zijn,
  • u nog niet zo lang klachten heeft,
  • de klachten mogelijk een tijdelijke oorzaak hebben, bijvoorbeeld als u zwanger bent.

Spalk

U kunt ook kiezen voor een spalk. Met een spalk geeft u uw pols rust. U draagt de spalk in de nacht en als uw activiteiten doet die klachten veroorzaken. Binnen 4 tot 6 weken moeten de klachten minder worden. Als uw klachten niet minder worden binnen 6 weken heeft het geen zin de spalk te blijven dragen. Een spalk kan een goede keuze zijn als u:

  • vooral in de nacht klachten hebt,
  • niet wil afwachten,
  • als afwachten niet geholpen heeft,
  • of als uw klachten steeds erger worden.

Prik

U kunt ook kiezen voor een prik met een ontstekingsremmend medicijn (corticosteroïd). Dat kan een goede keuze zijn als:

  • u niet te veel pijn heeft,
  • of als u veel pijn heeft maar geen operatie wil.

Operatie

Een operatie is ook een mogelijkheid. Tijdens de operatie wordt meer ruimte gemaakt voor de zenuw. Dit doet de arts door het bindweefsel (het dak van de carpale tunnel) door te snijden. Dit kan een goede keuze zijn als u:

  • veel klachten heeft,
  • door de klachten niet goed meer kunt functioneren,
  • maar ook als uw klachten minder ernstig zijn kan een operatie helpen.

Op onze pagina ‘ervaringen’ vindt u een keuzehulp en een keuzekaart die u kunnen helpen bij het kiezen van een behandeling.

Hoe gaat het verder met het carpaal tunnelsyndroom?

Bij ongeveer de helft van de mensen worden de klachten minder na afwachten, een spalk of een prik. Er is wel een grote kans dat de klachten later terugkomen.

Een half jaar na de operatie hebben 7 tot 9 van de 10 mensen blijvend minder klachten. Soms, bij 5 op de 100 mensen, komen de klachten terug. Een nieuwe operatie kan dan helpen.